Een schoolvoorbeeld: School met den Bijbel te Enschede

Een schoolvoorbeeld: School met den Bijbel te Enschede

Verschillende christelijke organisaties, voortschrijdende wetgeving: hoe was dat nu in de gewone praktijk terug te vinden?

Elke christelijke school die in de loop der tijd gesticht werd, heeft z’n eigen verhaal. Van het flinke aantal schoolstichtingen nemen we de oprichting van ”Den Eersten School met Den Bijbel” te Enschede als voorbeeld.

De Afscheiding kwam er laat op gang. In 1860 ging een klein groepje mensen niet meer naar de “de grote kerk”: men hield huisgodsdienstoefeningen. De grote kerk, de Hervormde, telde 2678 lidmaten. De totale bevolking bestond uit ca 4500 mensen. De gegoede liberale bovenlaag slaagde erin, de predikanten te laten beroepen uit vrijzinnige richting.

Op zondag 13 oktober 1867 kwam het tot de instituering van een gemeente, een klein groepje mensen: 11 volwassenen en 19 kinderen, onder de naam “Gemeente onder het Kruis”

In 1868 werd op zondag 5 juli een “Christelijke Afgescheiden gemeente” geïnstitueerd: 13 jong- volwassen en 1 kind.

In 1869 kwam het tot een fusie, , onder de naam: Christelijke Gereformeerde Kerk: 34 volwassenen, 30 kinderen. ( I. de Wolff, 100 jaar Gereformeerde Kerk Enschede. Enschede 1967)

Hervormden die zich niet met de vrijzinnige prediking konden conformeren, richtten de vereniging “Christendom” op. In 1873 telde deze vereniging 125 leden. Men vergaderde apart van de “grote” maar men bleef Hervormd.

Deze Hervormden maken zich zorgen over het onderwijs. Kinderen van Hervormde ouders gingen ter onderwijs wel naar de Rooms-katholieken in de kloosterstichting. In oktober krijgt Ds James van de Vereniging opdracht om contact te zoeken met leden der Christelijke Gereformeerde Gemeente, om de eventuele mogelijkheden tot het stichten van een school na te gaan.

Ook in Enschede is er een comité voor de eerste Unie- collectie opgericht. Ook hier ter plaatse blijft dat comité bestaan. Op de vergadering van 3 maart 1885 blijkt er naast de landelijke afdracht, een fonds te zijn gevormd met daarin een bedrag van f 1021, 11.

Schoolvereniging.

In juni 1885 wordt de eerste algemene ledenvergadering gehouden. Als naam voor de Vereniging is gekozen:

“Vereeniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met den Bijbel in Enschede en Lonneker.”

De grondslag van de Vereniging is: “De onveranderlijke waarheden door Gods Woord geopenbaard en in de formulieren van eenheid der Gereformeerde kerken in de Nederlanden uitgedrukt”.

Er is nog geen school. De Doleantie van 1886 zorgt voor vertraging. Hervormden, Dolerenden en Christelijke Gereformeerden zijn lid der Vereniging.

Ds P.C. van Oosterzee, (Hervormd) stelt voor, om het grondslagartikel te wijzigen. Dit artikel is te eng geformuleerd. Op 15 augustus 1888 wordt dit voorstel verworpen, met 55 tegen 7 stemmen.

Enkele Hervormden verlaten nu de Vereniging, en stichten een vereniging die later (1890) aansluiting zoekt bij de CVO, de vereniging Christelijk Volks Onderwijs. Het zal nog langere tijd duren voor Enschede de eerste CVO- school krijgt.(1900) De meeste confessionele Hervormden blijven voorlopig meewerken aan de gezamenlijke vereniging.

Maar schoolstichting kwam nog niet van de grond. Koerselman vermeldt dat op de ledenvergadering van 1887 leden namens de plaatselijke afdeling van het Nederlandse Werkliedenverbond “Patrimonium” aandrongen op voortgang van de schoolstichting. (M. Koerselman, 75 jaar Scholen met den Bijbel te Enschede, Enschede 1966)

School

In 1890 is het zover. Het geld wordt van diverse kanten bijeengeschraapt. De post schoolgelden, op te brengen door de ouders, is een forse. F 15.- per jaar per kind. De districtsraad van het CNS zegt ook steun toe. In 1892 wordt f 4000,- van het CNS geleend, af te betalen in 31 jaarlijkse eenheden. (Gereformeerde Schoolvereniging Enschede, Doen onderwijzen, Enschede 1984, blz.14)

Ds Schuurman, van de Christelijke Gereformeerde Kerk, stelde voor om los van de Vereniging een suppletiefonds voor schoolgelden op te richten. Niet ieder kon de f 15,- opbrengen, Schuurman zei dat “de kinderen niet het eigendom zijn van het algemeen, zoals in de 1e en 2e Kamer Liberalen hebben beweerd, maar ze zijn van de ouders en in de tweede plaats kinderen der gemeente”. ( Koerselman, 14.)

Een verzoek aan de Hervormde schoolvereniging, m mee te doen voor de hervormende kinderen die op de nieuwe “Eersten School met den Bijbel” zitten, wordt afgewezen.

Op 17 februari 1891 wordt de school geopend. Bestuursleden, genodigden en commissie leden krijgen een sigaar en een glas wijn.

De volgende dag, de eerste schooldag, krijgen de kinderen (53), na ook daar de toespraken, een kop chocolade en krentebroodjes.

Hoofdmeester Nieboer en hulponderwijzer Rinkema konden starten.

De eerste School met Den Bijbel is gevolgd door de stichting van drie andere scholen voor lager onderwijs, en een Ulo- school. Alle uitgaande van dezelfde vereniging. Op 16 sept 1904 is op de ledenvergadering besloten daar de 2e School met den Bijbel te stichten. ( Nr. 59 van de lijst der aanwezigen is H.G.Geuverink, mijn grootvader van moederskant)

De snelle groei hangt samen met de groei van Enschede als industriestad. De textielnijverheid kon steeds meer arbeiders gebruiken. En de situatie ten plattelande was niet rooskleurig, Velen uit de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel trokken naar de stad. Die nu snel uitgroeide. Het betekende ook een forse groei van de Gereformeerde kerk aldaar, en een toename van leerlingen voor de scholen.

In het archief is 1 foto te vinden uit ca 1913, met daarbij de vermelding dat de geportretteerden kwekelingen zijn van de christelijke normaalschool aan de Visscherijstraat. Verder is daarover in het archief geen enkele notitie of herinnering van te vinden.

Turksma (in zijn studie over "Normaalscholen")vermeldde al dat meerdere christelijke normaalscholen in de nevel van de historie verdwenen zijn. Deze dus ook.

Schoolgaan in 1890

Herman Ohmann was van 1891 tot 1898 leerling van de school. In 1966 doet hij verslag hiervan in een brief aan de heer Koerselman. ( Indertijd op dat moment hoofd van de 1e School met den Bijbel.)

Enkele delen uit zijn verslag:

“Het aantal inwoners van Enschede was opgelopen tot omstreeks 20.000. Botsingen en strijd tussen fabrikanten en arbeiders kwamen regelmatig voor.( ) Naast meerdere goede straten was Enschede bedeeld met een serie achterbuurten om van te rillen. ( ) Het grootste deel der inwoners was Hervormd. Vrijzinnig tot en met.( ) Het lezen van een krant was een luxe. De Standaard, ons dagblad, werd met vier gezinnen samen gelezen. De driestarren van de hoofdredacteur, dr. A, Kuyper, werden gehouden voor het eind van alle tegenspraak – zelfs voor degenen die het op theologisch gebied niet altijd met hem eens waren. ( )

Meester Nieboer was een vriendelijk en voorkomend mens, die zijn leerlingen stuk voor stuk goed door had, doch de grenzen in het oog hield. ( ) Zware overtreding werd in ’t turfhok berecht onder vier ogen. Had deze ceremonie plaats gevonden, dan was de zaak finaal aan kant. ( ) Reeds in september 1896 zijn we op een schoolreis geweest. De drie hoogste klassen. Doel was een voettocht langs binnenwegen naar kasteel Twickel te Delden (met terugweg ca 35 km!) en naar de dikke boom bij Oele. ( ) Voorts was verzocht elk kind 10 cent mee te geven. Hiervan is in totaal 5,5 cent besteed (gekookt ei, oprapen valappels)

( ) Eens per maand vergaderde het schoolbestuur. Hoofddoel was de inning der Schooolgelden Vele ouders zagen zich in die moeilijke tijden genoodzaakt eerst de gang naar het tweede lokaal te maken. (Daar zaten de broeders van het Suppletiefonds).

( ) Vechtpartijen werden op touw gezet tegen de “fienen” door de “krimleupers” en leerlingen van de openbare Bloemendalschool. Onze school stond daar juist tussenin. De wapens waren vrij simpel maar doeltreffend. Velen liepen ernstige verwondingen op.

In de hogere klassen zat ik bij meester K. Schipper. Die verstond de kunst, troebelen af te werken zonder hulpmiddelen. ( ) Uit heel zijn wezen sprak een grote mate van liefde voor zijn werk en zijn leerlingen. Nog steeds denk ik met grote achting terug aan deze eenvoudige, begaafde onderwijzer!” (Koerselman,45 e.v.)

Mijn moeder zat ook bij deze onderwijzer in de klas, rond 1922. Ook uit haar verhalen indertijd blijkt dat deze man ver boven de middelmaat uitstak en duidelijk een veiligheidsgarant was voor de vele arbeiderskinderen.