afscheidscollege 2004 eerste deel

Gebouw basisvorming Guido de Bres

Inleiding

Dit is de meer uitgewerkte versie van het afscheidscollege dat ik op 29 oktober 2004 gehouden heb i.v.m. mijn 40-jarig onderwijsjubileum en mijn afscheid als adjunct-directeur onderwijs aan de Gereformeerde Scholengemeenschap Guido de Bres te Amersfoort.

Waar staat het Gereformeerd Onderwijs, en wat is de toekomst daarvan? Dat vormde de hoofdmoot van het verhaal.

In het eerste gedeelte ga ik in op een uitdaging van het personeel: "waar komt je "drive" vandaan?" Enkele meer persoonlijke zaken moeten daarbij wel aan de orde komen.

Het eigenlijke verhaal (deel 2 en 3) gaat over de snelle onderwijsveranderingen en de plaats en kansen daarin voor het Gereformeerd onderwijs. In 2019 heb ik enkele verkortingen doorgevoerd, met name voorbeelden uit de onderwijspraktijk van toen. Hier en daar is e.e.a. met een enkele zin toegelicht omdat sommige zaken voor de toenmalige luisteraar meteen duidelijk waren. Hier en daar staan er uitspraken in ( onderwijskundige, in deel 2) waarover ik achteraf wel een beetje mijn wenkbrauwen frons....

Vernieuwingsdrive?

Lagere school

Schoolloopbanen van arbeiderskinderen verliepen op de 1e School met den Bijbel te Enschede niet vlekkeloos. Hoewel het in de hoofden van de toenmalige personeelsleden niet zou zijn opgekomen: het klimaat was er ronduit onveilig.

Het kerkelijke leven speelde een grote rol: was je vader een geëerd lid van de kerk, als dominee, ouderling of diaken, dan hoorde je tot een hogere rangorde dan wanneer dat niet zo was. Kinderen van de "hogere"soort zullen dat niet zo ervaren hebben: arbeiderskinderen des te meer. Je was exemplaar van een soort. Lang heb ik gedacht dat het aan mijn eigen inbeelding lag: achteraf merkte je dat anderen dezelfde ervaringen hadden. Dit gold vooral voor de hogere leerjaren, behalve in het geval van de heer J.W.Schipper. Op de deur van zijn huis (ontdekte ik veel later) hing een bord: "Leeraar Paedagogie en logopedist". In zijn klas voelde je je veilig. Niet bij het Hoofd der School. Die overhoorde je op maandagmorgen over de ochtend- en/of middagpreek. Aangezien wij ’s middags indertijd niet ter kerke gingen, zat ik ‘m al de hele zondag te knijpen. De kans dat dit op maandag eindigde met een klap voor je kop was bepaald niet denkbeeldig.

Er was ook een onderwijzer die graag "vertelde" uit het Bijbelboek Openbaringen .Soms zijn zon en maan tegelijk aan de hemel te zien . Was de opkomende maan dan ook nog ietsje rood van kleur, dan liep ik soms naar huis terwijl het angstzweet mij uitbrak. . Want de kans op de Wederkomst was dan bijzonder groot.

Al met al een pedagogisch klimaat dat mij altijd is bijgebleven.

Kweekschool

Mulo-A met wiskunde was de minimumeis om naar de Kweekschool te kunnen. Kweekschool: meer omdat je er tegenaan liep dan als liefste wens. De Gereformeerde Onderwijzers Opleiding, een ongesubsidieerde opleiding in Enschede, heeft een sterk vormende invloed op mij gehad.

De lessen waren veelal in de avonduren, en werden vrijwel pro deo gegeven door leraren die of op de gereformeerde mulo of in het gereformeerd lager onderwijs te Enschede werkten, en die vaak een extra acte hadden.

Je "kweekte" op de Scholen met den Bijbel ( die hun oude namen hadden behouden, maar wel degelijk bij het vrijgemaakte gereformeerde onderwijs behoorden

De vorming zat juist in vakken als Nederlands, Cuma ( maatschappij en kunst), geschiedenis, bijbelonderwijs e.d. Er straalde enthousiasme en bezieling uit. Nieuw elan voor gereformeerd zijn. Voor het zoeken naar wat "principieel"was op allerlei terreinen.

Het was meer de geest die in de woorden vlamde dan het concrete ontwerp.

Ook bij "opvoedkunde". Zo mocht bijvoorbeeld een leergesprek wel een didactisch middel zijn, maar een "klassegesprek" niet. Omdat in een klassegesprek de onderwijzer mede in de kring zat en zo zijn gezag verloor, als deelnemer.

Ik heb het toen al vreemd gevonden (in mijn onkunde) dat boeken van Waterink ( het bordje "gereformeerd" stond er toch op?) niet gebruikt werden. Dat kwam omdat hij "synodaal" was, maar vooral omdat hij het over "persoonlijkheidsvorming" had. Dat leek een humanistisch vormingsideaal, en daarmee was hij (dus onbegrepen) exit.

1959, Klas 1 van de G.O.O. met o.a. directeur Koerselman en schrijver dezes

Meester op eigen school

Toen ik door een aantal omstandigheden juist mijn eerste baan als onderwijzer begon aan die 1e School met den Bijbel merkte ik dat er o.a. door een nieuw Hoofd der School een toch wel betere sfeer ontstaan was. Dat was de heer M. Koerselman.

De onderwijsmethoden waren in mijn tijd als leerling en als "meester"volstrekt traditioneel/ klassikaal. Ik had een linkerhanden- gevoel. Kinderen in klas 3, die nauwelijks lezen konden ( het waren er twee, dus twee te veel). Wat moest je ermee? Extra korte leesbeurten geven? Overslaan? Een enkele onhandelbare. Ook maar een klap geven? Twee die werkelijk niets begrepen - voortaan ook maar overslaan? Precies dezelfde dingen behandelen bij aardrijkskunde als mijn vroegere meesters? Groningen, Friesland en Drenthe.Verder reikte bij sommigen van hen de wereld niet. En een beetje Overijssel, vanwege Enschede. Stieltjeskanaal, Zoutkamp, Hunze of Oostermoerse Vaart. Glasblazerij te Nieuw Buinen, volgens de 41e druk van de methode Prop (de fabriek was toen allang afgebrand, trouwens).

Redenen genoeg om er wat meer aan te doen.

Pedagogiek

In Enschede kon je aan de TIVO Pegagogiek MO-A studeren. Vele zaterdagen luisterde ik naar Prof. Dr. F.W. Prins en andere docenten. In eerste instantie een droogzwem- opleiding, maar op termijn kreeg je toch aardig wat mee.

Wat aansloot bij mijn eigen gevoelens was de brede aandacht voor het "Personalisme". Een kind is niet leerling nummer zoveel, maar is een persoon, zoals jij en ik. Dat lijkt een open deur intrappen, maar deze houding, die m.i. noodzakelijk is in de praktijk van het onderwijs minder vanzelfsprekend dan je zou verwachten. Bij Prof. Kohnstamm, nu bijna vergeten, tref je dat als hoofdthema aan. Daarnaast is hij belangrijk geweest voor de praktijk van het onderwijzen. Iets wat nu gewoon is, bijvoorbeeld "begrijpend lezen" is indertijd door zijn instituut ontwikkeld.

Veel elan ging ook uit van de serie : "Naar een nieuwe didactiek" onder redactie van Kohnstamm. Met o.a. publicaties over de Dalton- methode, leerpsychologie, vernieuwingsvragen, didactiek van de vakken, enz.

De publicatie van Doornbos, "Opstaan tegen zittenblijven" sloeg enorm aan. Zelden zijn er zoveel exemplaren van een onderwijsboek gedrukt. Voorlopig zonder merkbare invloed.

Het NOV-rapport (Algemene Onderwijzersbond) onder redactie van prof. L.van Gelder ( de latere middenschool-man) had een soortgelijk effect: een forse steen in de vijver.

Waterink heb ik toen wel uitgebreid gelezen. Ook bij hem de aandacht voor het kind als zich ontwikkelend mens, met de noodzaak tot opvoeding. Wat personalisme is vind ik treffend neergezet door

Meer uitdaging

Onderwijzer zijn op je eigen oude lagere school in je eigen woonplaats is nooit ideaal. Ik leerde Hetty kennen, en samen trokken we op in Arnhem. De "Gereformeerde Streekschool" was daar opgericht.

I

In 1972 werd in Kampen een nieuwe lagere school opgericht. Daar werd ik hoofd. Erg leuk, een school opbouwen.

Ondertussen ging ik in Utrecht verder met MO-B. De meeste invloed op mij had dr. J.Bijl. eigenlijk de grondvester van de moderne onderwijskunde in Nederland.

Dr. Sixma promoveerde bij hem op een proefschrift over "leesvoorwaarden". Dat kon ik zo de school in Kampen binnen dragen. Het is een van de fraaiste voorbeelden van wetenschappelijk onderzoek met een directe bruikbaarheid.

Met een driemanschap( R.de Boer,, H. Veldman en J.van der Steeg) ontwikkelden we in de loop der jaren de geschiedenismethode "Het Verleden Vandaag". Inhoudelijk en onderwijskundig staan we daar nog compleet achter.

Er werd een nieuw gebouw voor de school in Kampen neergezet. Een inspirerende tijd!

Pedagogische Academie

In 1978 trokken we naar Amersfoort. Er kwam een baan vrij als leraar pedagogiek aan de Gereformeerde Scholengemeenschap Amersfoort. Daarin was de Pedagogische Academie opgenomen.

Een mooie tijd, waarin je flink uit kon halen op je vakgebied. Rondreizen naar kwekelingen en hospitanten in Gelderland en Overijssel. Nieuwe dingen ontwikkelen: opleiding voor kleuterleidsters tot onderwijzeres. Integratie Voorbereidende Bijscholing (IVB): lagere scholen inleiden in de komende integratie kleuterschool/ lagere school tot basisscholen. Dat ging allemaal niet van een leien dakje, maar het was wel heel uitdagend.

Het aantal PA’s werd van overheidswege drastisch ingeperkt. De Gereformeerde kweekscholen van Groningen en Amersfoort moest fuseren. In feite was het ook het verdwijnen van de helft van de banen. Inclusief de mijne.

Een deel van het team van de Pedagogische Academie nog 1x samen op de foto, en dan is dat hoofdstuk voor mij afgesloten...

Conrector

In 1983 werd ik conrector brugklassen aan de GSGA, de Gereformeerde Scholengemeenschap Amersfoort , die later de naam Guido de Bres kreeg. Een baan met wisselende aspecten. Aan de ene kant uitdagend, aan de andere kant frustrerend. Er waren veel docenten met ambitie voor hun vak. Met inzet, met het streven naar goede eindexamenresultaten. Daaraan werd veel belang gehecht.Terecht, aan de ene kant, maar dat is niet alles.

De collegialiteit op school had twee kanten. Aan de ene kant konden de meeste collegae goed met elkaar opschieten, aan de andere kant waren er mensen die zich onttrokken aan het sociale pauze-verkeer. Door een eigen plek of door een soort figuurlijke afstandelijkheid. Soms door niet opgeloste conflicten met de schoolleiding. Maar in het algemeen was er een redelijke sfeer.( Beide foto's zijn gemaakt bij het 25-jarig jubileum van de school). De regeling van de financiën, de rooster- en werkverdeling, kortom de randvoorwaarden, dat was prima in orde.

Met de klassendocenten brugklas, die als enigen een meer onderwijskundig team vormden was het productief werken.

Het pedagogische gehalte was hier wel het grootste.

Uiteraard was er voortgang in de schoolontwikkeling maar dat was meer te danken aan buitenschoolse invloeden dan aan eigen ontwerp.

Wat wel voor de muziek uitliep was de schoolwerkplanontwikkeling. Een hot-item indertijd: het dreigde zelfs wettelijk verplicht te worden! Ik mocht er een redelijk grote hand in hebben dat we ( =onderwijscommissie) de collega’s zover kregen dat ieder zijn deel deed. Het resultaat was uitnemend. De SLO (Stichting voor Leerplanontwikkeling) die den lande betreffende SWP-ontwikkeling moest voorlichten, liet ons plan in groten getale drukken als model. Maar…. bijkans alle SWP’s waren papieren tijgers. Je keek naar het bandje, streelde je exemplaar, en verder niets.

Maar er waren ook frustrerende kanten.

Het Nederlandse Voortgezet Onderwijs werd ( en wordt nog behoorlijk) gekenmerkt door een sterke vakgerichtheid. Dat waarborgt een goed niveau van de docenten. Je bent ingevoerd in je vak. Je staat voor je vak.

Aan de andere kant is er dan weinig oog voor de versplintering die optreedt: je werkt in aangrenzende vakgebieden vaak grondig langs elkaar heen. Neem alleen al het beroemde voorbeeld van de grammatica: dat kreeg je als leerling op 4 verschillende manieren voor de kiezen. Het gemopper over het niveau was dan niet van de lucht: uiteindelijk kreeg dan de sectie Nederlands in de brugklassen de zwarte piet.

Zo zijn er legio voorbeelden te noemen: 3x de Reformatie bij 3 vakken, aanpak van rekenen met grote getallen bij diverse vakken, ongebruikte kruisingen tussen aardrijkskunde en economie, enz. En dan gaat het alleen nog maar om leerstof- onderdelen: vaardigheden werden ( worden) per vak gedaan: elke docent heeft z’n eigenheden t.a.v. werkstukken e.d.

Docenten in het VO zijn vaak solisten: zij geven hun vak, en een ander bemoeit zich er niet mee. Geen collega, geen schoolleider. Anders breekt de pleuris uit. De schoolleider mag, ja moet voor de randvoorwaarden zorgen, lastige leerlingen opvangen en gepast streng bestraffen, en alles oplossen wat buiten de les valt. Ik moet zeggen dat ik als basisschool- verlater en vanuit de onderwijskunde hier regelmatig tegenaan liep.

Iemand heeft de organisatie van de Nederlandse school voor VO eens vergeleken met een winkelcentrum: verlichting en bewaking, water en afvoer worden geregeld door de gemeente (schoolleiding) en verder huren de zelfstandige winkeliers (de docenten) een unit. Deze vergelijking was raak, ik kan het niet anders zeggen.